home
***
CD-ROM
|
disk
|
FTP
|
other
***
search
/
Chip 1996 November
/
Chip 11-96.iso
/
treiber
/
drucker
/
brother
/
hl660
/
rpcx
/
rpcdat_d.ex_
/
RES02
/
RPC_HELP.TXT
< prev
next >
Wrap
INI File
|
1994-09-12
|
37KB
|
1,309 lines
[RPC]
[Help]
[Dutch]
[HL-X]
[V1.02:1994.08.08]
[For production Version]
[Copyright 1994 Brother Industries,Ltd.]
<1> GEEN HULP
\[Geen hulp\]
Bij dit onderwerp is geen help tekst
beschikbaar
<2> BEDIENING
\[Bediening\]
Hierin wordt beschreven hoe u de diverse
onderdelen in het programma kunt kiezen.
\[1. Een keuze maken uit de menubalk\]
Om een van de onderwerpen (Directe
bediening, Printer instelling, Console
instelling en Handboek) uit de menubalk te
kiezen gebruik u een van onderstaande
methodes:
·Druk op de \<ALT\> toets en daarna op de
oplichtende letter van het gewenste
onderwerp (om bijvoorbeeld Directe
bediening te kiezen drukt u op \<ALT\> en
D).
·Klik het onderwerp aan met de muis.
\[2. Een keuze maken uit een submenu \]
Een onderwerp uit een submenu kiest u
volgens een van onderstaande manieren:
·Gebruik de pijl omhoog en pijl omlaag
toetsen om een keuze te maken en druk op
\<Enter\>.
·Typ de oplichtende letter van het
onderwerp.
·Klik op het onderwerp met de muis.
\[3. Het kiezen en wijzigen van een
instelling\]
Om een instelling te wijzigen handelt u
als volgt:
·Gebruik de pijl omhoog en pijl omlaag
toetsen om een instelling te kiezen en
druk op \<Enter\>.
·Klik de instelling aan met de muis.
·Is er een keuze uit een aantal
instellingen dan verschijnt er een
keuzemenu op het scherm. Kies de gewenste
instelling met de pijltjestoetsen en druk
op \<Enter\>, of klik de gewenste
instelling aan met de muis.
·Zijn er slechts twee mogelijkheden
(bijvoorbeeld AAN/UIT) dan zal de
instelling wijzigen met een druk op de
\<Enter\> toets of met een muisklik.
·Moet er een waarde worden ingevoerd,
gebruik hiervoor dan het toetsenbord en
sluit af met \<Enter\>.
\[Stoppen\]
Om te stoppen kunt u:
·De \<ESC\> toets indrukken.
·Klik met de rechter muistoets.
\[Hulp bij een onderwerp\]
Wilt u hulp bij een bepaald onderwerp,
zet dan de cursor op het betreffende
onderwerp en druk op \<F1\>.
<3> AANWIJZINGEN
\[Aanwijzingen\]
1.Het programma stelt de volgende eisen aan
de computer:
DOS Versie 3.3 of later
Monitor EGA/VGA of compatibel
Optie Muis; de muis driver van
Microsoft(R) of een
compatibele driver most
geïnstalleerd zijn. (het
programma kan ook alleen
via het toetsenbord
gebruikt worden).
2.Dit programma werkt alleen als de printer
rechtstreeks aan de computer is
aangesloten. Gebruikt u een
printerschakelaar of buffer die de
bidirectionele communicatie niet
ondersteunt, dan kan het programma geen
printer status informatie geven of
printer instellingen afbeelden. Het
programma kan nog wel gebruikt worden om
printer instellingen te wijzigen.
3.Het programma werkt niet met printers in
een netwerk.
4.Het programma werkt soms niet goed samen
met andere programma's. Verlaat in dat
geval het andere programma voordat u dit
programma start.
5.Dit programma kan gebruikt worden in het
DOS venster van Windows. Het verdient
echter de voorkeur om Windows af te
sluiten voordat u dit programma gebruikt.
6.Het kan voorkomen dat de status monitor
van dit programma niet samenwerkt met
andere in het geheugen residente
programma's. In voorkomend geval moet u
alleen het residente programma dat u wilt
gebruiken activeren. U kunt de status
monitor op een van de volgende manieren
uitschakelen:
·Typ STM/r en druk op \<Enter\> om de
status monitor uit het geheugen te
verwijderen.
·Houdt tijdens het starten van de
computer bij het uitvoeren van
AUTOEXEC.BAT de spatiebalk ingedrukt
zodat de status monitor niet in het
geheugen wordt geladen.
<4> WERKING
\[Werking\]
1.Bij het starten van het programma
verschijnt het Huidige status scherm met
daarin een samenvatting van een aantal
belangrijke printer gegevens zoals
printer geheugen, papier invoer methode
enz. Is er geen bidirectionele
communicatie met de printer mogelijk, dan
kan de printer informatie niet worden
weergegeven en zullen de instellingen die
getoond worden de standaard instellingen
zijn en niet de huidige printer
instellingen.
2.Indien gewenst kunt u op dit scherm de
printer instellingen wijzigen. Kies de te
wijzigen instelling met de pijltjes
toetsen en druk op \<Enter\> zodat u de
instelling kunt wijzigen. Druk na het
wijzigen nogmaals op de \<Enter\> toets.
Wilt u andere instellingen wijzigen, ga
dan naar het <Printer instelling<200>>
scherm. Kies uit de menubalk of druk op
\<Alt\>+P.
3.De volgende funkties kunnen ook uit de
menubalk worden gekozen:
<Direkte bediening<100>> Hiermee kunt u
rechtstreeks opdrachten aan de printer
geven zoals het uitvoeren van een
printer reset of een zelftest. (Druk op
\<Alt\>+D)
<Console instelling.<300>>Hiermee kunnen
de instellingen van het programma zelf
zoals kleur en taal gewijzigd worden.
(Druk op \<Alt\>+C)
4.Met een druk op \<F1\> krijgt u
informatie over het gekozen onderwerp.
<5> Informatie
Brother Remote Printer Console
Versie %RPCVER%
Printer instellingen en Status Monitor voor
Brother HL-660 serie laserprinters.
Copyright 1994 Brother Industries, Ltd.
<6> BOISE niet ondersteund
Wanneer de Centronics interface kabel niet
alle benodigde draden heeft, dan is
bidirectionele communicatie tussen de PC en
de printer niet mogelijk. Alleen uni-
directionele communicatie tussen de PC en
de printer kan plaatsvinden.
<10> Papier Op
\[Oorzaak\]
Het papier in de sheetfeeder is op en de
printer kan dus niet printen.
\[Aktie\]
Plaats papier van het juiste formaat in de
sheetfeeder en druk op de FF/CONT toets op
de printer.
<11> Plaats papier in handinvoer
\[Oorzaak\]
De printer vraagt u om papier in de
handinvoer te plaatsen.
\[Aktie\]
Plaats papier in de handinvoer en druk op
de FF/CONT toets op de printer om door te
gaan.
<12> Geheugen vol for XL
\[Oorzaak\]
Het geheugen van de printer is volledig in
gebruik en kan geen gegevens meer opnemen.
De oorzaak hiervan kan liggen in een grote
hoeveelheid download lettertypen, macro's
of komplexe grafische afbeeldingen.
\[Aktie\]
Druk op de FF/CONT toets om het verwerkte
gedeelte van de pagina af te drukken. zorg
er dan voor dat de grafische afbeelding die
u probeert af te drukken minder komplex is,
of vergroot het printer geheugen door het
bijplaatsen van de optionele geheugen
uitbreidingskaart.
<13> Printer fout for XL
\[Oorzaak\]
De printer kon niet alle gegevens
verwerken omdat er te veel gegevens waren
voor de pagina, bijvoorbeeld een komplexe
grafische afbeelding.
\[Aktie\]
Druk op de FF/CONT toets om het verwerkte
gedeelte van de pagina af te drukken. Zorg
er daarna voor dat de grafische afbeelding
die u probeert af te drukken minder komplex
is.
<14> Interface Fout
\[Oorzaak\]
Er is een probleem met de interface.
\[Aktie\]
Gebruikt u de parallel interface,
kontroleer dan of de kabel is goed
aangesloten en of deze niet beschadigd is.
Gebruikt u de serieel interface,
kontroleer dan de instellingen zoals
baudrate, pariteit, stopbits en protocol.
<15> Input buffer vol
\[Oorzaak\]
Hoewel de input buffer vol is blijft de
printer gegevens ontvangen.
\[Aktie\]
Druk op de FF/CONT toets om door te gaan
met printen.
Gebruikt u de Centronics interface en/of
blijft de fout optreden, dan moet de
printer worden nagekeken.
Gebruikt u de serieel interface,
kontroleer dan de handshake protocol
instelling.
<16> Service fout
\[Oorzaak\]
Er is een fout opgetreden in het
mechanische of elektrische gedeelte van de
printer zelf. Waarschijnlijk kunt u deze
fout niet zelf oplossen.
\[Aktie\]
U kunt proberen de fout op te lossen door
de stekker van de printer uit het
stopkontakt te halen en de printer af te
laten koelen. Blijft de fout daarna
optreden dan moet de printer worden
nagekeken.
<17> Klep open of geen sheetfeeder
\[Oorzaak\]
De klep van de printer staat open en/of de
sheetfeeder is niet geplaatst.
\[Aktie\]
Zorg ervoor dat de klep gesloten en de
sheetfeeder geplaatst is.
<18> Papier vast
\[Oorzaak\]
Het papier is vastgelopen in de printer.
\[Aktie\]
Zoek uit waar het papier is vastgelopen en
verwijder dit voorzichtig. Raadpleeg de
gebruikershandleiding voor volledige
instrukties.
<19> Geen drum of toner unit
\[Oorzaak\]
Er zit geen drum of toner unit in de
printer.
\[Aktie\]
Verwijder de sheetfeeder, open het deksel
en plaats de drum unit en/of toner unit op
de juiste wijze. Raadpleeg de
gebruikershandleiding voor de juiste
procedure.
<20> Toner op
\[Oorzaak\]
Er zit geen toner meer in de toner unit.
Hierdoor kan er niet meer geprint worden
omdat er anders schade zou kunnen ontstaan
aan de drum.
\[Aktie\]
Open de printer, verwijder de lege toner
unit en plaats een nieuwe. Raadpleeg de
gebruikershandleiding voor de juiste
procedure.
<22> Geheugen vol (for X)
\[[Oorzaak]\]
Het printer geheugen is vol en kan geen
gegevens meer verwerken. De oorzaak hiervan
kan zijn een groot aantal download fonts of
een complexe grafische afbeelding.
\[[Aktie]\]
Druk op FF/CONT om de resterende gegevens
af te drukken. Vereenvoudig de
printopdracht of vergroot het
printergeheugen door het plaatsen van SIMM
modulen. U kunt ook proberen om PAGINA
BESCHERM uit te zetten.
<23> Printer fout (for X)
\[[Oorzaak]\]
De printer kon niet alle gegevens
verwerken, bijvoorbeeld doordat een
grafische afbeelding te complex was.
\[[Aktie]\]
Druk op FF/CONT om de resterende gegevens
af te drukken. Vereenvoudig de
printopdracht en probeer opnieuw af te
drukken. Zet nu PAGINA BESCHERM op AUTO en
probeer opnieuw af te drukken. Lost dit het
probleem niet op, vergroot dan het printer
geheugen en zet PAGINA BESCHERM op A4,
LETTER of LEGAL.
<100> DIREKTE BEDIENING
\[Direkte bediening\]
De functies onder directe bediening geven
toegang tot een aantal handige hulpmiddelen
waarbij de printer direkt wordt
aangesproken. De beschikbare funkties zijn:
<Bestand afdrukken<101>>
<Test afdruk<102>>
<Reset Printer<108>>
<Slaapstand <109>>
<200> PRINTER INSTELLING
\[Printer instelling\]
Met behulp hiervan kunnen de diverse
printer instellingen worden gewijzigd. Deze
printer instellingen zijn bereikbaar door
een van onderstaande categorieën te kiezen:
<Afdruk instelling<201>>
<Pagina instelling<202>>
<Font instelling<203>>
<Printer configuratie<204>>
<Diversen configuratie<205>>
<Bestand<206>>
<300> CONSOLE INSTELLING
\[Console instelling\]
Met Console instelling kunt de
instellingen van het programma zelf
aanpassen. De volgende keuze mogelijkheden
zijn beschikbaar:
<Omgeving<301>>
<Status Monitor<302>>
<400> PAPIERTOEVOER
\[Papiertoevoer\]
Hiermee stelt u in waar de printer het
papier vandaan moet halen. U kunt hier
kiezen voor HANDINVOER of SHEETFEEDER.
Kiest u voor handinvoer, plaats dan een vel
papier in de handinvoer van de printer.
Kiest u sheetfeeder, zorg er dan voor dat
het gewenste papier in de sheetfeeder zit.
<101> BESTAND AFDRUKKEN
\[Bestand afdrukken\]
Hiermee kunt u een bestand naar de printer
sturen. U kunt bijvoorbeeld een aantal van
te voren ontworpen formulieren als printer
bestand op schijf zetten, en ze dan met
behulp van deze funktie afdrukken.
<102> TEST AFDRUK
\[Test afdruk\]
Hiermee kunt u direct een aantal test
afdrukken maken. U kunt kiezen uit de
volgende in de printer aanwezige afdrukken:
<Test pagina<104>>
<Residente fonts<105>>
<Download fonts<106>>
<Configuratie<107>>
<103> Printer demo
\[Printer demo\]
Hiermee drukt u een demonstratie pagina
af, welke is opgeslagen in het geheugen van
de printer.
<104> Test pagina
\[Test pagina\]
Hiermee drukt u een test pagina af, welke
is opgeslagen in het geheugen van de
printer.
<105> Residente fonts
\[Print Residente fonts\]
Hiermee kunt u een voorbeeld van de
standaard in de printer aanwezige fonts
(lettertypen) afdrukken.
<106> Download fonts
\[Print Download Fonts\]
Hiermee kunt u een voorbeeld van de naar de
printer gestuurde fonts (lettertypen)
afdrukken.
<107> Configuratie
\[Configuratie\]
Hiermee kunt u een lijst met de huidige
printer instellingen afdrukken.
<108> RESET PRINTER
\[Reset Printer\]
Hiermee kunt u de printer resetten naar de
huidige gebruikers instellingen,
bijvoorbeeld als er een fout is opgetreden.
<109> SLAAPSTAND
\[Slaapstand\]
Hiermee kunt u de printer direct in de
slaapstand zetten, zodat u niet hoeft te
wachten totdat het bij timeout ingevulde
aantal minuten verstreken is. In de
spaarstand gebruikt de printer heel weinig
stroom.
<201> AFDRUK INSTELLING
\[Afdruk instelling\]
Om uw printer goed te laten samenwerken
met verschillende toepassingen moeten er
soms een aantal instellingen gewijzigd
worden. Bij Afdruk instellingen kunt u de
volgende instellingen vinden:
<Kopieën<210>>
<Resolutie<211>>
<Kwaliteit<212>>
<Economisch afdrukken niveau<246>>
<Pagina bescherming<213>>
<Emulatie<214>>
<Auto formfeed<217>>
<202> PAGINA INSTELLING
\[Pagina instelling\]
Om uw printer goed te laten samenwerken
met verschillende toepassingen moeten er
soms een aantal instellingen gewijzigd
worden. Bij Pagina instellingen kan de
layout van de pagina worden ingesteld.
Gebruik u de printer met een toepassing die
automatisch de juiste layout instelt dan
zullen de instellingen uit die toepassing
voorrang krijgen, behalve de X Offset en de
Y Offset. Bij Pagina instellingen kunt u de
volgende instellingen vinden:
<Papier Afmeting<220>>
<Oriëntatie<221>>
<Linker kantlijn <222>>
<Rechter kantlijn<223>>
<Bovenmarge<224>>
<Ondermarge<225>>
<Regels per pagina<226>>
<X Offset<227>>
<Y Offset<228>>
<203> FONT INSTELLING
\[Font instelling\]
Om uw printer goed te laten samenwerken
met verschillende toepassingen moeten er
soms een aantal instellingen gewijzigd
worden. Gebruik u de printer met een
toepassing die automatisch de juiste font
(lettertype) instellingen maakt dan zullen
de instellingen uit die toepassing voorrang
krijgen. Bij Font instellingen kunt u de
volgende instellingen vinden:
<Font bron<229>>
<Font naam, Pitch en Punts<230>>
<Symbool set<231>>
<204> PRINTER CONFIGURATIE
\[Printer configuratie\]
Om uw printer goed te laten samenwerken
met verschillende toepassingen moeten er
soms een aantal instellingen gewijzigd
worden. Bij Printer configuratie kunt u de
volgende instellingen vinden:
<Hervat modus<234>>
<Auto I/F Timeout<236>>
<CDCC Hoge snelheid <237>>
<Auto Slaap Timeout<239>>
<Herprint<265>>
<205> DIVERSEN CONFIGURATIE
\[Diversen configuratie\]
Om uw printer goed te laten samenwerken met
verschillende toepassingen moeten er soms
een aantal instellingen gewijzigd worden.
Bij Diversen configuratie kunt u de
volgende instellingen vinden:
<Auto LF<240>>
<Auto CR<241>>
<Auto Wrap<242>>
<Auto Skip<243>>
<Auto Mask<244>>
<Print PS Fouten<245>>
<206> BESTAND
\[Bestand\]
Hiermee kunt u de printer instellingen
naar de printer sturen, in een bestand
bewaren of vanuit een bestand inlezen. U
kunt kiezen uit het volgende:
<Zend instellingen<260>>
<Lees instellingen<261>>
<Bewaar instellingen<262>>
<Printerbestand bewaren<263>>
<Standaard instellingen<264>>
<210> Kopieën
\[Kopieën\]
Hiermee geeft u aan hoeveel kopieën er van
elke pagina moeten worden afgedrukt. U kunt
dit instellen van 1 tot 200.
<211> Resolutie
\[Resolutie\]
Resolutie geeft het aantal punten per
inch. Hoe hoger de waarde, hoe hoger de
afdrukkwaliteit. Het kan echter voorkomen
dat bij grote grafische afbeeldingen het
printergeheugen niet toereikend is om een
volledige pagina af te drukken. In die
gevallen kan de resolutie tijdelijk op een
lagere waarde worden ingesteld.
<212> Kwaliteit
\[Kwaliteit\]
Economisch afdrukken gebruikt ongeveer de
helft van de hoeveelheid toner die bij
Normaal afdrukken wordt gebruikt, omdat de
printdichtheid minder is.
<213> Pagina bescherm
\[Pagina bescherm\]
De meeste printopdrachten kunnen verwerkt
worden met de PAGINA BESCHERM instelling op
UIT. Het kan echter voorkomen dat de
printer bij complexe printopdrachten een
PRINTER FOUT geeft en slechts een gedeelte
van het dokument afdrukt. Door het
inschakelen van PAGINA BESCHERM kunt u deze
foutmelding voorkomen. Zet u de instelling
op AUTO, dan is er geen extra geheugen in
de printer nodig. Treedt de printer fout
melding echter op met de pagina bescherm
instelling op auto, dan moet het printer
geheugen worden vergroot. Krijgt u met de
pagina bescherm instelling ingeschakeld een
geheugen vol melding, zet de pagina
bescherm dan tijdelijk uit.
OPMERKING: Bij 300dpi kunt u de pagina
bescherm alleen op LEGAL instellen als de
printer meer dan 3Mb geheugen heeft. Bij
600 dpi kan A4, Legal of Letter alleen
ingesteld worden als er meer dan 6Mb
geheugen in de printer aanwezig is. Is er
niet voldoende geheugen aanwezig, dan kan
het dokument automatisch in 300dpi worden
afgedrukt.
<214> Emulatie
\[Emulatie\]
Uw printer kan een aantal verschillende
printers emuleren. De te kiezen emulatie
hangt af van de software die u wilt
gebruiken. De meest eenvoudige instelling
is AUTO, waarbij de printer aan de hand van
de binnenkomende gegevens zelf de
bijbehorende emulatie kiest. Werkt Auto
emulatie bij een bepaalde toepassing niet,
dan zult u de emulatie met de hand moeten
instellen. Kiest u voor Auto emulatie, dan
moet u ook de volgende instellingen maken:
<Timeout<215>>
<FX/XL Prioriteit<216>>
<215> Auto emulatie Timeout
\[Auto emulatie Timeout\]
Deze instelling is beschikbaar na het
kiezen van Auto emulatie. Het geeft de
tijdsduur waarin de printer niet van
emulatie zal wisselen na het ontvangen van
gegevens. Dit kan worden ingesteld van 1
tot 99 seconden.
<216> FX/XL Prioriteit
\[FX/XL Prioriteit\]
Deze instelling is beschikbaar na het
kiezen van Auto emulatie. Omdat de printer
geen onderscheid kan maken tussen IBM of
Epson matrixprinter emulaties moet u zelf
de voorkeur instellen voor de Epson FX of
de IBM XL emulatie als u Auto emulatie
kiest.
<217> Auto formfeed
\[Auto formfeed\]
Wanneer een pagina niet vol is en er ook
geen formfeed commando vanaf de computer
wordt gestuurd, zal de printer de pagina
niet afdrukken. Dit is bijvoorbeeld het
geval bij het gebruik van de Print Screen
toets. Zet u Auto formfeed aan, dan zal de
printer na het verstrijken van de timeout
de pagina automatisch afdrukken. Staat de
Auto formfeed uit, dan blijft het DATA
lampje branden en moet u een formfeed
commando vanaf de computer sturen of op de
FF/CONT toets drukken. Zet u Auto formfeed
aan, dan kunt u ook de <Timeout<218>>
instellen.
<218> Auto formfeed Timeout
\[Auto formfeed timeout\]
Deze instelling is beschikbaar nadat Auto
formfeed op aan is gezet. Het stelt de
tijdsduur in voordat de printer een
automatische formfeed zal genereren De
timeout kan worden ingesteld van 1 tot 99
seconden. Wanneer de timeout op
bijvoorbeeld 5 seconden wordt ingesteld zal
de printer een formfeed genereren als er
nadat er 5 seconden geen gegevens zijn
ontvangen nog gegevens in de printer
aanwezig zijn.
<219> FF onderdruk
\[FF onderdruk\]
Soms kan het gebeuren dat er lege
bladzijden door de printer gevoerd worden
omdat de software een formfeed stuurt
zonder dat er gegevens in de printer
aanwezig zijn. Door FF onderdruk op AAN te
zetten voorkomt u dat er lege bladzijden in
de uitvoer terecht komen.
<220> Papier afmeting
\[Papier afmeting\]
Omdat de sheetfeeder een universeel type
is, kunnen daarin verschillende afmetingen
papier worden geplaatst (Zie de
gebruikershandleiding voor volledige
informatie). Met deze funktie moet u
aangeven welk papier er in de sheetfeeder
gebruikt wordt.
<221> Oriëntatie
\[Oriëntatie\]
Hiermee stelt u in hoe het papier bedrukt
moet worden; als een portret schilderij
over de korte zijde van het papier, of als
een landschap schilderij over de lange
zijde van het papier.
<222> Linker kantlijn
\[Linker kantlijn\]
Dit geeft aan hoever vanaf de linkerzijde
van het papier het printen kan starten. De
instelling wordt opgegeven in 1/10 inch
stappen, waarbij de ingestelde waarde van 0
tot 126 kan lopen. Houdt er wel rekening
mee dat de printer minimaal 10 kolommen
moet kunnen afdrukken, en dat de instelling
dus niet hoger mag worden dan de instelling
voor de rechter kantlijn min 10.
<223> Rechter kantlijn
\[Rechter kantlijn\]
Dit geeft aan tot welke positie vanaf de
linker zijde van het papier het printen mag
doorgaan. Omdat de printer minimaal 10
kolommen moet kunnen afdrukken moet de
instelling voor de rechter kantlijn
minimaal 10 groter zijn dan de instelling
voor de linker kantlijn. Het bereik van de
instelling loopt van 10 tot 136, en de
eenheid is 1/10 inch.
<224> Bovenmarge
\[Bovenmarge\]
De bovenmarge geeft de afstand vanaf de
bovenzijde van het papier tot de eerste
positie waar geprint kan worden.
<225> Ondermarge
\[Ondermarge\]
De ondermarge geeft de afstand vanaf de
laatste positie waar geprint kan worden tot
de onderzijde van het papier.
<226> Regels per pagina
\[Regels per pagina\]
Het aantal regels per pagina kan worden
opgegeven van 5 tot 128.
<227> X Offset
\[X Offset\]
Hiermee kan de gehele afdruk in
horizontale richting verschoven worden. De
waarde die kan worden ingevuld loopt van -
500 tot +500 punten, waarbij 1 punt staat
voor 1/300 inch. Een negatief getal geeft
een verschuiving naar links en een positief
getal geeft een verschuiving naar rechts.
De standaard instelling is 0.
<228> Y Offset
\[Y Offset\]
Hiermee kan de gehele afdruk in vertikale
richting verschoven worden. De waarde die
kan worden ingevuld loopt van -500 tot +500
punten, waarbij 1 punt staat voor 1/300
inch. Een negatief getal geeft een
verschuiving naar boven en een positief
getal geeft een verschuiving naar onderen.
De standaard instelling is 0.
<229> Font bron
\[Font bron\]
Deze funktie gebruikt u om de font
(lettertype) bron in te stellen. U kunt
kiezen uit interne fonts of elke andere
beschikbare bron, bijvoorbeeld download
fonts als deze naar de printer zijn
gestuurd.
<230> Font naam, Pitch en Punts
\[Font naam, Pitch and Punts\]
Kies hier het door de printer te gebruiken
font (lettertype).
Bij sommige fonts kan de pitch worden
ingesteld. De pitch geeft het aantal tekens
dat per inch kan worden afgedrukt. Hoe
groter het getal, hoe kleiner de letters.
Soms kan de puntgrootte (een drukkerij
term) worden ingesteld. Hoe groter het
getal, hoe groter de afgedrukte letters.
Bij 72 punts krijgt u een letter van
ongeveer 1 inch hoog.
<231> Symbool set
\[Symbool set\]
Hiermee kiest u een tekenset uit de
mogelijkheden.
<232> Prepareer font
\[Prepareer font\]
Deze funktie kan AAN of UIT gezet worden.
Kiest u een schaalbaar (traploos
vergrootbaar) font, dan wordt hiervan voor
het afdrukken een bitmap font van de juiste
grootte gemaakt. Omdat dit tijd kost wordt
de afdruk iets vertraagd. Zet u deze
funktie AAN, dan zal de printer het bitmap
font van te voren al maken, zodat de afdruk
sneller wordt. Dit kost echter geheugen,
dus als u de melding GEHEUGEN VOL krijgt na
het inschakelen van deze funktie, dan moet
u geheugen in de printer bijplaatsen of de
funktie UIT laten staan.
<234> Hervat modus
\[Hervat modus\]
Hierbij kunt u kiezen uit twee
instellingen, HAND of AUTO. Sommige
foutmeldingen hoeven er niet voor te zorgen
dat de printer stopt met afdrukken. Staat
de instelling op AUTO, dan zullen die
foutmeldingen het afdrukken niet
onderbreken. Staat de instelling op HAND,
dan moet u bij elke foutmelding op FF/CONT
drukken om het printen te hervatten. Houdt
er wel rekening mee dat, alhoewel het
printen automatisch hervat wordt, het
probleem niet is opgelost en de afdruk dus
kan afwijken van hetgeen de bedoeling was.
<235> Input Buffer
\[Input buffer\]
De input buffer is het gedeelte van het
printer geheugen wat gereserveerd is voor
de van de computer ontvangen gegevens. Dit
gedeelte kan naar wens groter of kleiner
gemaakt worden. Een grotere input buffer
zorgt ervoor dat de printer de computer
gegevens sneller kan opnemen, maar hoe
groter de input buffer is, hoe minder
geheugen er overblijft voor de rest van de
printertaken.
<236> Auto I/F Timeout
\[Auto I/F Timeout\]
Beschikt uw printer over twee interface
aansluitingen, dan kan er op beide een
computer worden aangesloten. Zou de printer
van beide poorten tegelijk gegevens
aanpakken, dan worden de gegevens van de
computers gemengd, iets wat de bedoeling
niet kan zijn. Daarom wordt bij het
ontvangen van gegevens van de ene computer
de andere poort geblokkeerd. Pas nadat
gedurende een bepaalde tijd geen gegevens
meer van de eerste computer ontvangen zijn
wordt ook de andere poort weer vrijgegeven.
Met de Auto I/F Timeout stelt u deze
tijdsduur in van 1 tot 99 seconden.
<237> CDCC Hoge snelheid
\[CDCC Hoge snelheid \]
Sommige computers kunnen gegevens via de
parallel interface met een hoge snelheid
versturen. Staat deze funktie ingeschakeld
op de printer, dan kunnen gegevens snel
worden overgebracht. In sommige gevallen
kan dit echter problemen geven in de
overdracht van de gegevens. Dan moet de
instelling UIT worden gezet.
<238> Auto Slaap
\[Auto Slaap\]
Staat deze funktie ingeschakeld, dan zal
de printer nadat er gedurende een bepaalde
tijd geen gegevens worden ontvangen of er
geen toets wordt ingedrukt automatisch
overschakelen naar de slaapstand. In deze
stand gebruikt de printer slechts een
minimale hoeveelheid energie. Worden er
daarna gegevens naar de printer gestuurd of
wordt er een toets op het bedieningspaneel
ingedrukt dan zal hij automatisch ontwaken.
Staat de printer enige tijd in de
slaapstand, dan zal hij eerst op moeten
warmen voordat er weer kan worden
afgedrukt. Staat de Auto slaap instelling
UIT, dan zal de printer nooit overschakelen
naar de slaapstand. Staat de instelling
AAN, dan kunt u de <Timeout<239>>
instelling wijzigen.
<239> Auto slaap Timeout
\[Auto slaap Timeout\]
Hiermee geeft u op hoelang er geen
gegevens moeten worden ontvangen en er geen
toets moet worden ingedrukt voordat de
printer naar de slaapstand gaat. De
standaard instelling is 15 minuten, maar
kan worden ingesteld van 1 tot 99 minuten.
<240> Auto LF
\[Auto LF\]
Staat Auto LF op AAN, dan zal de printer
voor iedere ontvangen CR code automatisch
een LF commando toevoegen. Met andere
woorden, ontvangt de printer de opdracht om
naar het begin van de regel terug te keren,
dan zal hij tevens automatisch naar de
volgende regel gaan. Sommige software
pakketten hebben deze instelling nodig, en
bij andere software pakketten moet de
instelling juist UIT worden gezet. Een
simpele regel is dat als alle regels op
dezelfde regel worden afgedrukt, of als er
juist sprake is van een te grote
tussenruimte tussen de regels, dan moet
deze instelling gewijzigd worden.
<241> Auto CR
\[Auto CR\]
Staat Auto CR op AAN, dan zal de printer
voor iedere ontvangen LF, FF of VT code
automatisch een CR commando toevoegen. Met
andere woorden, ontvangt de printer
bijvoorbeeld de opdracht om naar een
volgende regel te gaan, dan zal hij tevens
automatisch naar het begin van de regel
terugkeren. Staat de instelling UIT, dan
wordt bij ontvangst van een LF code verder
geprint op de volgende regel, maar niet aan
het begin van die regel.
<242> Auto Wrap
\[Auto Wrap\]
Staat Auto Wrap op AAN, dan wordt bij het
bereiken van de rechter kantlijn tijdens
printen automatisch verder gegaan aan het
begin van de volgende regel. Staat de
instelling UIT, dan gaat de printer pas
naar de volgende regel als daarvoor een
stuurcode wordt ontvangen.
<243> Auto Skip
\[Auto Skip\]
Staat Auto Skip op AAN, dan zal de printer
bij het bereiken van de onderkant van de
bladzijde automatisch een formfeed
uitvoeren, en zal het printen verder gaan
op de volgende bladzijde. Staat de
instelling UIT, dan zal de printer pas naar
de volgende bladzijde gaan bij ontvangst
van een formfeed commando. Deze instelling
staat normaal op AAN.
<244> Auto Mask
\[Auto Mask\]
Staat Auto Mask op AAN, dan zullen de
instellingen die u maakt bij boven- en
ondermarge genegeerd worden. U moet de
papierlengte voor A4 of Letter papier
instellen op 11 inch, en voor Legal papier
op 14 inch. Gebruikt u de IBM of EPSON
emulatie dan staat deze instelling normaal
op AAN.
<245> Print PS fouten
\[Print PS fouten\]
Deze instelling heeft alleen invloed in de
BR-Script emulatie. Staat de instelling op
AAN, dan zal er automatisch een foutrapport
worden afgedrukt als er een Postscript fout
optreedt.
<246> Economisch afdrukken niveau
\[Economisch afdrukken niveau\]
Deze funktie heeft alleen invloed al de
afdrukkwaliteit op Economisch is ingesteld.
U kunt kiezen uit twee niveaus, 25% toner
besparing of 50% toner besparing. 50%
besparing geeft een lichtere afdruk dan 25%
besparing.
<260> Zend instellingen
\[Zend instellingen\]
Kiest u deze funktie dan worden alle
huidige instellingen naar de printer
gestuurd.
<261> Lees Instellingen
\[Lees Instellingen\]
Hiermee kunt u eerder opgeslagen
instellingen inlezen. Bij het kiezen van
deze funktie verschijnt er een venster met
bestandsnamen waaruit u kan kiezen. De
instellingen in het gekozen bestand zullen
dan effectief worden in het programma.
Een bestand met het achtervoegsel .SET is
een instellingen bestand wat bewaard is met
de funktie <Bewaar instellingen<262>>. Een
bestand met het achtervoegsel .PCM is een
bestand bewaard met
<Printerbestand bewaren<263>>.
Beide soorten bestanden kunnen met behulp
van deze funktie gelezen wor4en.
<262> Bewaar instellingen
\[Bewaar instellingen\]
Gebruikt u vaak verschillende instellingen
voor verschillende toepassingen, dan kunt u
de instellingen apart bewaren. Kies
eenvoudig deze funktie en geef een naam
waaronder deze instellingen bewaard moeten
worden. Later kunt u de instellingen weer
terughalen met de funktie
"Lees instellingen".
<263> Printerbestand bewaren
\[Printerbestand bewaren\]
Hiermee kunt u de huidige instellingen net
als bij "Bewaar instellingen" op schijf
bewaren, maar bij deze funktie worden de
instellingen bewaard als een reeks van
printer commando's. Hierdoor is het
mogelijk het bestand met behulp van
bijvoorbeeld het DOS Copy commando naar de
printer te sturen en zo de printer in te
stellen. Deze bestanden kunnen ook gelezen
worden met "Lees instellingen".
<264> Standaard instellingen
\[Standaard instellingen\]
Hiermee zet u alle instellingen in het
programma terug naar de standaard
instellingen.
<265> Herprint
\[Herprint\]
Door deze funktie AAN of UIT te zetten zet
u de mogelijkheid om dezelfde pagina
nogmaals af te drukken door op de FF/CONT
toets te drukken aan of uit. Drukt u vaak
vertrouwelijke dokumenten af dan wilt u
deze funktie waarschijnlijk uitschakelen,
zodat niemand simpel een extra afdruk van
het dokument kan maken.
<301> OMGEVING
\[Omgeving\]
Hiermee kiest u diverse instellingen die
het uiterlijk en de werking van het
programma bepalen. De volgende instellingen
kunnen worden gewijzigd:
<Alarmtoon<312>>
<Kleur<313>>
<302> STATUS MONITOR CONFIGURATIE
\[Status Monitor Configuratie\]
Als de Status Monitor resident in het
geheugen aanwezig is, dan wordt het
hoofdprogramma automatisch gestart als er
een wijziging in de printer status
optreedt, of als u een bepaalde toets
combinatie gebruikt. Deze toets combinatie
staat standaard ingesteld op
\<Ctrl\>+\<Alt\>+R.
U kunt de toets combinatie en de andere
start condities instellen met deze funktie.
De te wijzigen instellingen zijn:
<Oproep toets<315>>
<Ontwaak Status<316>>
<310> Taal
\[Taal\]
Hiermee stelt u de taal in waarin het
programma de boodschappen, menu's enz. op
het scherm zet. De instelling wordt pas
effectief bij de volgende keer dat het
programma wordt opgeroepen.
<311> Printer Poort
\[Printer Poort\]
Hiermee stelt u in via welke poort de
printer met de computer is verbonden. De
instelling wordt pas effectief bij de
volgende keer dat het programma wordt
opgeroepen.
<312> Alarmtoon
\[Alarmtoon\]
Zet u deze instelling AAN, dan zal de
computer een geluidssignaal geven als er
een printer fout optreedt. Onder printer
fout wordt onder andere verstaan dat het
papier op is, of dat er een storing is
opgetreden. De computer zal informatie
weergeven over de aard van de fout. Staat
de Alarmtoon instelling UIT, dan verschijnt
deze informatie ook maar zal er geen
geluidssignaal worden gegeven.
<313> Kleur
\[Kleur\]
Hiermee kunt u instellen of het scherm in
kleur dan wel in zwart/wit moet worden
weergegeven.
<315> Oproep toets
\[Oproep toets\]
Als de Status Monitor resident in het
geheugen aanwezig is, dan kunt u deze
oproepen met een bepaalde toets combinatie.
Deze staat standaard ingesteld op
\<Ctrl\>+\<Alt\>+R. Met deze funktie kunt u
de oproep toets wijzigen in een andere
combinatie, bijvoorbeeld om conflicten met
een ander programma te voorkomen. U drukt
eenvoudig een combinatie van maximaal drie
toetsen in en drukt daarna op Return of
Enter om de wijziging vast te leggen. De
volgende toets combinaties kunnen worden
gebruikt:
Letter en funktietoetsen F3-F12 in
combinatie met \<Alt\> of in combinatie met
\<Alt\> en \<Ctrl\>.
<316> Ontwaak status
\[Ontwaak status\]
Hiermee kunt u instellen bij welke printer
status condities het programma wordt
opgeroepen. Zet u een bepaalde status AAN,
dan zal er bij optreden van deze status een
melding op het beeldscherm verschijnen als
de status monitor in het geheugen aanwezig
is. De volgende printer status condities
kunnen worden gekozen:
<Plaats papier<321>>
<Papier fout<322>>
<Toner op<323>>
<Printer fout<324>>
<Afwijkende status<325>>
<317> Gereed
\[Gereed\]
Zet u deze optie AAN, dan wordt telkens
gemeld dat de printer gereed staat. Omdat
dit regelmatig voorkomt, zet u deze optie
waarschijnlijk op UIT.
<318> Slaap
\[Slaap\]
Zet u deze optie AAN, dan geeft de status
monitor een melding als de printer is over
gegaan in de slaapstand.
<319> Toner bijna op
\[Toner bijna op\]
Staat deze optie AAN, dan geeft de status
monitor een melding als de toner bijna op
is.
<320> Andere meldingen
\[Andere meldingen\]
Zet u deze optie AAN, dan worden allerlei
printer status meldingen zoals opwarmen,
initialiseren, afdrukken demo pagina enz.
gemeld door de status monitor.
<321> Plaats papier
\[Plaats papier\]
Staat deze optie AAN dan geeft de status
monitor op het beeldscherm van de computer
een melding als de printer wacht op het
handmatig invoeren van een vel papier.
<322> Papier fout
\[Papier fout\]
Staat deze optie AAN dan geeft de status
monitor op het beeldscherm van de computer
een melding als er een probleem met de
papierdoorvoer is.
<323> Toner op
\[Toner op\]
Staat deze optie AAN dan geeft de status
monitor op het beeldscherm van de computer
een melding als de toner op is.
<324> Printer fout
\[Printer fout\]
Staat deze optie AAN dan geeft de status
monitor op het beeldscherm van de computer
een melding als er een printer fout
ontstaat zoals geheugen vol, input buffer
vol o.i.d.
<325> Afwijkende status
\[Afwijkende status\]
Zet u deze optie aan dan worden afwijkende
printer status berichten zoals kap open,
geen toner unit enz. weergegeven op het
beeldscherm van de computer.
<326> End